Door Jurgen Boel
Met Ik? Brein, spook noch ding. Kritiek van de zuivere neurofysiologie richt filosoof Henk Vandaele in de eerste plaats zijn pijlen op de zogenaamde materialisten zoals Dick Swaab en Victor Lamme die de voorbije jaren in vaak populairwetenschappelijke werken boudweg beweerden dat de vrije wil niet bestaat en de mens niet meer is dan zijn brein. Vandaele is het duidelijk niet eens met deze reductie en zet in zijn werk enkele kritische kanttekeningen bij de door deze auteurs geponeerde visie.
Dat Vandaele open deuren intrapt met zijn aanzet, staat buiten kijf. Reeds bij het verschijnen van Swaabs boek Wij zijn ons brein in 2010 ontstond vanuit verschillende hoeken kritiek op Swaabs stelling, in het bijzonder het feit dat Swaab vanuit experimenten vertrok om zijn filosofische stellingen hard te maken werd op gefrons onthaald. De sprong die hij maakte van het feitelijke naar het veronderstelde, is een klassieke “is/ought fallacy” zoals door David Hume beschreven begin 18e eeuw. Desalniettemin kan een reflectie op het bewustzijnsprobleem nog steeds waardevol zijn op voorwaarde dat de auteur iets weet bij te dragen tot de vraagstelling dan wel de laatste stand van zaken helder kan samenvatten voor een lekenpubliek.
Vandaele probeert in zijn boek beide te doen door enerzijds geregeld bekende stellingen te herhalen en anderzijds zijn eigen ideeën hierover naar voren te schuiven. Jammer genoeg slaagt hij er niet in om op een van beide punten een meerwaarde te creëren. Van bij de start wordt duidelijk dat Vandaele nooit echt op een heldere manier zijn visie naar voren weet te brengen. Of hij nu over zijn invulling op de kritische filosofie dieper wil ingaan dan wel de essentie van dogmatiek tracht te vatten, steevast blijft hij vastzitten in te stroeve vergelijkingen. Slechts wanneer hij dieper ingaat op het Cartesiaanse denken en het materialisme krijgt hij wat meer vat op zijn materie, al mag er meteen bij vermeld worden dat Descartes’ visie op geest en lichaam weinig tot geen navolging meer kent en Vandaeles uitweiding voornamelijk relevant is in het licht van het materialistisch denken.
Het hoofdstuk is enigszins lezenswaardig doordat Vandaele hier verschillende experimenten aanhaalt, zij het dat deze in zowat alle werken over het bewustzijn wel vroeg of laat geciteerd worden. De sprong naar de eigenlijke stelling van Vandaele of zoals hij zelf noemt, de kritische filosofie brengt enkele interessante punten aan die echter verzinken in Vandaeles uitwerking. De door hem aangehaalde neuroloog Antonio Damasio bijvoorbeeld weet zijn ideeën veel helderder te verwoorden, evenals de ontwikkelingspyschologen Piaget en Erikson, die eveneens aan bod komen in dit hoofdstuk.
Vandaele merkt bij de aanvang en het einde van het boek op dat hij zich als filosoof sterk beïnvloed weet door Fichte, helaas slaagt hij er via deze filosoof noch een van de andere door hem geciteerde auteurs in tot een duidelijke synthese te komen waardoor zijn werk, niet geholpen door de wat stroeve schrijfstijl, finaal niet bevredigt. Vandaeles uitgangspunt dat het rigide materialisme voorbij gaat aan de realiteit en zich te dogmatisch opstelt, is zonder meer juist maar waarom zijn stelling klopt, weet hij niet bevredigend te verwoorden.
Titel: Ik? Brein, spook noch ding. Kritiek van de zuivere neurofysiologie
Auteur: Henk Vandaele
Boekinformatie: Uitgeverij Klement
ISBN 9789086871506
Verschijningsdatum: 2014
Recensent: Jurgen Boel