Door Frank Schweitser
Bert Keizer, Nederlands arts en filosoof, behandelt in Tumult bij de uitgang uiteenlopende onderwerpen die te maken hebben met de sterfelijkheid van de mens. De inspiratie voor het boek komt mede voort uit zijn beroepsactiviteit als arts verbonden aan een verpleeghuis.
De teneur van het boek is dat mensen over het algemeen op stuntelachtige wijze omgaan met sterfelijkheid. Keizer houdt ons een spiegel voor en laat niet na om zaken die volgens hem beter kunnen verlopen, te benoemen. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop de medische wereld omgaat met ‘dood’. Hij blijft echter bescheiden in het aanschijn van de sterfelijkheid. Deze bescheidenheid en zijn gevoel voor humor sieren de persoon van Bert Keizer.
In de wereld van Keizer is de mens zich stilaan bewust geworden van de eigen eindigheid. De meesten onder ons geloven niet langer in een hiernamaals. Een ziel die los gezien wordt van de hersenen is ondenkbaar geworden.
De dood is geen obstakel dat we moeten nemen, in de zin dat sterven een onmogelijke opdracht is. Alle levende organismen sterven, nog nooit is het iemand niet gelukt om te sterven. Het besef dat we er ooit niet meer zullen zijn, onderscheidt ons van andere dieren.
De ontnuchtering die we hebben ondergaan, maakt moedig omgaan met het levenseinde er niet makkelijker op. Toch raadt de auteur aan om de dood niet te ontkennen. Wanneer hij aanklopt is hij niet te stuiten.
Wat geeft er zin aan het leven? Halverwege de treinrit ontstaat immers het besef dat we een bizarre treinreis maken met als eindbestemming het kerkhof. Enige zin vindt Keizer in het hebben van kinderen en het aandurven om van kinderen te houden.
We zullen in deze bespreking enkele thema’s uit het boek de revue laten passeren zonder de pretentie te hebben volledig te zijn. Dit heeft alles te maken met de losse structuur van het boek. Thema’s worden door elkaar en in verschillende etappes behandeld. Dit komt het leesplezier ten goede.
Een eerste onderwerp betreft het omgaan van de overlevenden met het stervensproces van een persoon uit de directe omgeving. Keizer heeft het over het onbegrijpelijke aspect van doodgaan voor de overlevenden. Hij ziet hoe de omstaanders de gebeurtenissen tijdens het stervensproces gespannen interpreteren, op zoek naar betekenissen. Onhandig worden er laatste boodschappen meegegeven. Soms wisselen periodes van ontkenning en aanvaarding zich af.
Dementie is een ander thema dat Keizer bezig houdt. Als we taal als een gereedschap beschouwen van de mens, dan gaat bij dementie volgens Keizer dit gereedschap geleidelijk aan stuk. Het vermogen om taal te gebruiken, een vermogen dat ons onderscheidt van dieren, valt weg. Een essentiële menselijke eigenschap wordt aangetast.
Volgens Keizer worden we in het geestelijke gevormd door onze hersenen in hun samenspel met de wereld. We gaan als mens, als individu, onherroepelijk teloor als dit samenspel reeds voor de dood onmogelijk wordt gemaakt door dementie.
Zoals reeds vermeld, wordt het idee dat er een ziel zou kunnen bestaan onafhankelijk van ons geestesleven, die onaangetast blijft door breinschade, door Keizer niet serieus genomen.
Keizer staat tenslotte ook vaak stil bij de gangbare medische praktijk. Hij maakt enkele scherpe analyses die volgens mij ook van toepassing zijn op de Belgische context en nuttig zijn voor beginnende artsen en hulpverleners.
Een eerste vaststelling is dat er vaak te lang wordt doorbehandeld in ziekenhuizen.
Dit heeft volgens Keizer te maken met de doodsangst van artsen. Veertigers die volop in het leven staan, leggen hun doodsangst op aan de tachtigers voor wie ze zorgen. Een tweede reden kan worden gezocht in de verslaving voor diagnostiek. De vraag of er nog wel iets moet worden gedaan, wordt vergeten. Een derde probleem is dat er binnen ziekenhuizen te vaak wordt gekeken vanuit een specialiteit en dat het totale plaatje uit het oog wordt verloren.
Op een bepaald moment moet er ruimte gegeven worden aan het sterven in de hoop dat dit de sereniteit ten goede zal komen. Keizer gebruikt het beeld van een zachte landing.
Bij het behandelen van mensen is soms een andere aanpak vereist dan deze die in ziekenhuizen gangbaar is. Hierbij draait het om de attitudes van de arts. De arts moet aandachtig zijn voor de persoon achter de zieke en mag niet enkel gefocust zijn op behandelen van ziektes en op het voorschrijven van medicatie. Ouderen willen vaak nog wel leven, maar komen soms zelf tot de slotsom dat bepaalde dingen de moeite niet meer waard zijn.
Andere thema’s die in het boek aan bod komen zijn onder andere euthanasie, alternatieve geneeswijzen, de machtsverhouding arts-patiënt, de screening van studenten geneeskunde, het placebo en zinloze medicamenteuze behandelingen.
Tumult bij de uitgang is een aanrader. Het zet aan tot reflectie en is daarom bijzonder nuttig voor al wie wil nadenken over sterfelijkheid en de wijze waarop we hiermee omspringen en voor gezondheidswerkers in het bijzonder.
Keizer haalt zijn inspiratie niet enkel uit ervaringen die te maken hebben met zijn beroepsactiviteit. Hij verwijst regelmatig naar de filosofie en spreidt zijn liefde voor literatuur doorheen het boek tentoon.
Titel: Tumult bij de uitgang. Lijden, lachen en denken rond het graf
Auteur: Bert Keizer
Boekinfo: Uitgeverij Lemniscaat
ISBN 978 90 477 06007
Verschijningsdatum: 2013
Recensent: Frank Schweitser