Door de ontwikkelingen in de neurowetenschappen staan we vandaag aan de drempel van een ‘vijfde revolutie’. Na de wetenschappelijke revoluties met Copernicus, Darwin, Freud en de ontdekking van het DNA, is het nu de neurologie die ons mens- en wereldbeeld doet kantelen. Nieuwe technologie laat ons toe beelden te produceren van levende, werkende hersenen, waarmee ze ons een inkijk geven in het mysterie van de menselijke geest. Hersenonderzoekers brengen in kaart welke processen in de hersenen ons gedrag bepalen.
Neuronen, chemische stoffen, elektrische signalen – hoezeer ook biologisch bepaald – de hersenen met hun honderden miljarden cellen zijn een oneindig dynamisch systeem dat kan worden gewijzigd. Meer inzicht in die processen die het gedrag en denken sturen, betekent ook dat we die processen zèlf zullen kunnen wijzigen.
Wie ben ik? Wat is een mens? Wat is bewustzijn? Rationaliteit? Religie? Deze en andere (filosofische) vragen krijgen door de neurologie een heel nieuwe betekenis. Op welke manier we met de kennis die de neurowetenschappen ons aanreikt zullen omgaan, is een vraag die niet alleen wetenschappers of beleidsmakers aangaat, maar uitnodigt tot een breed maatschappelijk debat.
De Deense neurobioloog en wetenschapsjournalist Lone Frank ging dit debat aan. Ze ging op bezoek bij verschillende vooraanstaande hersenwetenschappers en ging met hen een gesprek aan over de toenemende invloed van de neurologie op ons wereldbeeld. Wat ze leerde uit die gesprekken kun je nu nalezen in haar nieuwste boek ‘De vijfde revolutie’, dat bij ons verschenen is bij uitgeverij Maven Publishing.
Waarom bestaan er mensen die alles zeer graag gestructureerd hebben en anderen die goed met chaos om kunnen? Is de eerste groep die de ratio (cortex) meer gebruikt om het toch wel chaotische van het leven te structureren, soms bang van chaos omdat ze er niet mee overweg kunnen?
Het brein is van nature geneigd te structureren en te voorspellen. Als de omgeving gestructureerd is, vraagt het minder inspanning. Mensen verschillen in hun voorkeuren; zo zijn er die zeer graag structureren en anderen die moeiteloos in chaos kunnen overleven. Dit is aangeboren, genetisch bepaald.
Zijn gestructureerden dan niet minder creatief? Moeten we in het onderwijs niet meer ongestructureerde zaken aanbieden?
Onderwijs is niet altijd zo gestructureerd geweest. Er is weinig geweten over het leerproces in de hersenen. Maar opvoeders (o.a. ouders en leraren) bieden teveel voorgekauwd aan. Kinderen worden teveel in de watten gelegd. Nochtans houden ze ervan om zelf iets te ontdekken. Als volwassenen hebben we ook dat ‘wow-gevoel’ als we iets complex kunnen oplossen, het geeft een soort dopamine-effect dat ervoor zorgt dat we er de volgende keer weer voor gaan.
Als de rationele frontale cortex de meer dierlijke impulsen kan onderdrukken, is dan iemand met een hoger IQ niet beter in staat om dit te kunnen? Heeft deze dan niet meer verantwoordelijkheid hierover ? Of anders gezegd, in welke mate is er sprake van een “vrije wil”?
Niemand is volledig vrij, het is zelfs moeilijk te meten in hoeverre we vrij zijn.
In verband met impulsbeheersing kennen we volgende test: een onderzoeker legt aan kinderen uit dat het snoepje dat op tafel ligt voor hen is, maar dat ze nog een tweede snoepje kunnen krijgen als ze wachten om het eerste op te eten totdat hij terug is. Sommige kinderen gaan voor de onmiddellijke genoegdoening. Anderen wachten en kunnen hun impuls bedwingen door te denken op lange termijn. Deze laatsten blijken in het latere leven beter te functioneren. Iemand met een hoger IQ is niet noodzakelijk beter in staat om impulsen te beheersen. Het brein kan wel getraind worden om te rationaliseren, het brein is kneedbaar.
In het boek was er maar 1 referentie naar humor. Kan het zijn dat dit een vergeten onderwerp is in het breinonderzoek? Zou er niet zoiets bestaan als een Humor IQ, een HIQ?
Humor is ook cultureel bepaald en er is inderdaad nog geen onderzoek rond gebeurd. Ik vermoed dat het een Gausscurve zal worden en dat er mensen zijn met meer aanleg voor humor en anderen met minder.
U bent zeer optimistisch over de toepassingen van het hersenonderzoek. Het is de eerste keer dat we kunnen hopen dat er een oplossing komt voor mensen met autisme als het een kwestie zou zijn van slecht werkende spiegelneuronen die bijvoorbeeld de empathie beïnvloeden.
Autisme is zeer complex. Onderzoek zou kunnen uitwijzen dat er minder activiteit is in sommige gebieden maar of het toevoegen of stimuleren ervan iets zou verhelpen is nog niet bekend. Ik denk dat het trainen in oogcontact misschien al een stimulatie zou kunnen zijn. Ik zie het syndroom van Asperger (de beter functionerende personen met autisme) eerder als een biologische variant dan als een ziekte en ik heb veel bewondering voor hun specifieke talenten zoals hun uitzonderlijke concentratie.
Kan empathie aangeleerd worden?
Psychopaten kunnen wel menselijke emoties aflezen en bespelen, maar “voelen” de emoties niet. Mensen hebben daarenboven de capaciteit om te wisselen in hun empathie. Zo zullen we bijvoorbeeld meer empathie hebben voor degenen die tot onze “eigen” groep behoren.
U schrijft: “Emoties zijn een snelle, ruwe beoordeling op het niveau van het onderbewuste”. Wat met vriendschap, liefde, verliefd worden? Zijn dat gevoelens die we beter niet zouden ervaren?
Neen, dat bedoel ik niet. Ik pleit wel voor meer rationaliteit, maar liefde, vriendschap en dergelijke zijn diepmenselijke emoties die het leven de moeite waard maken. Rationaliteit is te lang onderdrukt geweest ten gunste van emotionaliteit. Men beweert dat emoties ‘natuurlijk’ zijn, dat men ‘op zijn gevoel moet afgaan’…; emoties zijn niet altijd zomaar goed. Men kan negatieve emoties ombuigen naar meer positieve door middel van training zoals bv. meditatie.
Wat heeft de wereld eraan dat er ergens in Tibet monniken door meditatie het opperste geluk bereiken?
Niets eigenlijk, dat is waar. Maar meditatie is wel geschikt om externe stress de baas te kunnen. Stress zijn ongecontroleerde emoties waarmee we geen weg kunnen.
Als we allemaal rationeel gaan leven en denken, zullen we dan niet allemaal op elkaar lijken?
Nee, er zal meer heterogeniteit komen. Meerdere soorten persoonlijkheden zullen bereikbaar worden voor iedereen die dat wil. Onze hersenen verschillen zoveel van elkaar dat we nu andere elementen kunnen laten ontwikkelen, die we bewust kiezen. Mensen reageren nu ook al verschillend op antidepressiva. Er komt meer individuele vrijheid. Je merkt nu al dat er meer subculturen zijn dan vroeger. Er worden meer zaken aanvaard.
In het eerste hoofdstuk, over religie, zegt u dat er twee wereldbeelden zullen zijn die niet naast elkaar kunnen blijven bestaan. Wat moeten we verwachten, een ‘clash’ of een ‘zachte revolutie’?
Ik verwacht zeker een clash. Er heeft altijd een spanningsveld bestaan tussen religie en wetenschap. Religie zal niet verdwijnen maar eerder muteren. We zien dit nu al gebeuren in het Europese christendom. Het heeft een wat waziger karakter gekregen: religie als psychologie, als een vorm van wellness.
U lijkt hoge verwachtingen te hebben over wat ons door de neurowetenschappen wordt aangereikt. Zal het menselijke brein ongelimiteerd kunnen worden verbeterd?
Niet ongelimiteerd, maar er is zeker veel verbetering mogelijk. Meer weten leidt tot meer vrijheid. Beïnvloeding van het brein gebeurt al lang, denk maar aan opvoeding en onderwijs. De neurowetenschappen bieden interessante mogelijkheden om ons leven te verbeteren, om het eigen individuele zelf te ontplooien.
Dit interview met Karin Van Tendeloo en Lut Van Hecke, 7 april 2010