In deze maandelijkse column ‘Mee met het idee’ gaan verschillende deskundigen dieper in op een onderwerp dat past binnen de thema’s van De Maakbare Mens. De gasten benaderen een gedachte of probleem elk vanuit hun eigen expertise. Misschien zetten ze ook jou aan het denken: ben jij mee met het idee?
Deze Mee met het idee verscheen in de nieuwsbrief van november 2022.
Wanneer men praat over een succesvolle vruchtbaarheidsbehandeling, bedoelt men dat de patiënt – bij wijze van spreken – de kliniek is buiten gewandeld met een gezonde baby in de armen. Dit is niet vreemd: een patiënt die de kliniek binnen wandelt heeft namelijk een zeer duidelijke hulpvraag: “Ik wil een kind.” En toch. Is dat wel de enige mogelijke positieve afloop van een behandeling?
Zou het dan niet beter zijn als de maat voor succes was of patiënten al dan niet gelukkig zijn aan het einde van hun vruchtbaarheidsbehandeling, eerder dan of ze al dan niet een kind hebben?
Wanneer men praat over een succesvolle vruchtbaarheidsbehandeling, bedoelt men dat de patiënt – bij wijze van spreken – de kliniek is buiten gewandeld met een gezonde baby in de armen. Dit is niet vreemd: een patiënt die de kliniek binnen wandelt heeft namelijk een zeer duidelijke hulpvraag: “Ik wil een kind”. En toch. Is dat wel de enige mogelijke positieve afloop van een behandeling?
Stel dat er zich 3 personen aanmelden voor een behandeling: Amy, Billie en Chris. Alle drie hebben ze een kinderwens en geven ze aan verdrietig te zijn over het feit dat het niet lukt om op een natuurlijke manier zwanger te worden. Alle drie krijgen ze de boodschap van fertiliteitsartsen dat ze hun uiterste best zullen doen om een zwangerschap tot stand te brengen. Bij alle drie verloopt het proces met vallen en opstaan, waarbij ze van minder invasieve behandelingen naar meer geavanceerde technieken worden doorverwezen. 2 jaar later eindigt Amy met een prachtige dochter. Billie en partner zetten hun traject stop omdat de behandeling hen zwaar valt en omdat ze ondertussen ook andere manieren zien om invulling te geven aan hun leven zonder kinderen. Ook Chris heeft nog geen kind en is daar diep ongelukkig over. Chris zet het traject verder.
Volgens de definitie van succes waarmee we vertrokken zijn, is enkel Amy succesvol. Maar wat met Billie en partner? Hebben zij werkelijk gefaald? Misschien hebben ze op het einde van de rit wel een gelukkiger en zinvoller leven in het vooruitzicht dan Amy. Zou dat kunnen?
Als we kijken naar de algemene populatie, dan is het onderzoek duidelijk: kinderen krijgen leidt (gemiddeld) niet tot een gelukkiger of zinvoller leven. Door de contra-intuïtieve aard van die bevinding, wordt het ook wel de “parenthood paradox” (ouderschapsparadox) genoemd. Dat neemt niet weg dat kinderen wel degelijk bronnen van geluk en zin zijn, maar kinderen grootbrengen is nu eenmaal niet altijd rozengeur en maneschijn en mensen zonder kinderen slagen er blijkbaar zeer goed in om andere bronnen aan te boren die hen gelukkig maken.
Als we kijken naar mensen die een fertiliteitstraject doorlopen, zien we een ietwat ander beeld: fertiliteitspatiënten ervaren vaak een moeilijke periode tijdens hun behandeling maar veruit de meeste mensen die eindigen met een kind rapporteren hogere niveaus van “subjectief welbevinden”: ze zijn wel degelijk gelukkiger van zodra ze een kindje hebben.
Maar wat met diegenen die de kliniek met lege handen verlaten? Daar zien we een genuanceerder beeld. Velen gaan door een rouwperiode waarin ze afscheid moeten nemen van het kind dat in hun dromen deel uitmaakte van het gezin maar dat er helaas nooit zal komen. Wanneer patiënten blijven vastzitten in de fixatie op dat kind, is het moeilijk om de teleurstelling te boven te komen en rapporteren ze vaak nog lang na de behandeling een laag subjectief welbevinden. Gelukkig is er echter een veel grotere groep die de focus wel weet te verleggen: weg van het levenspad dat niet bewandeld kan worden, en richting andere doelen die wél binnen hun bereik liggen. Deze groep stelt het zeer goed, en rapporteert uiteindelijk een even hoog niveau van welbevinden als de mensen die met een baby eindigden.
Nu zou je kunnen zeggen: hoe het de mensen vergaat na hun behandeling is niet langer de bezorgdheid van de fertiliteitskliniek, zij focussen op waar hun expertise ligt: kindjes maken. Daarna kunnen niet-succesvolle koppels zich wenden tot een psycholoog of hun sociaal netwerk om tot een heroriëntatie van hun levensdoelen te komen. Maar wat als de focus op het krijgen van een kind tijdens de behandeling die heroriëntatie al ondergraaft nog voor ze goed en wel begonnen is? We verplaatsen ons even in de situatie van Chris en partner Charlie.
Wanneer ze zich aanmelden bij de fertiliteitskliniek, is de kans klein dat hun doel (een kind krijgen) in vraag gesteld wordt. Die impliciete bevestiging dat een kinderwens grote medische en financiële inspanningen rechtvaardigt, wordt wellicht aangevuld met een discours van hoop. Vaak wordt er immers van uit gegaan dat een hoopvolle houding de kansen op succes verhoogt, hoewel dat in de context van vruchtbaarheidsbehandelingen reeds ontkracht werd.
In het kader van die hoop lijkt het bespreken van een toekomst zonder kinderen een slecht idee, maar in het kader van het psychologisch welbevinden na een onvervulde kinderwens geldt wellicht het tegenovergestelde. Het is immers moeilijker om waardevolle levensdoelen op het kinderloze levenspad te zien wanneer dat pad jarenlang angstvallig werd doodgezwegen …
We keren even terug naar onze maat voor succes. De reden waarom fertiliteitsartsen zwangerschappen tot stand proberen te brengen is niet omdat ze een pronatalistisch maatschappijbeeld hebben (hoe meer kinderen, hoe beter!), maar wel omdat ze het leed van mensen met een onvervulde kinderwens willen wegnemen.
Dat doel kan echter op twee manieren bereikt worden: door de geboorte van een kind, of door het vervangen van de kinderwens door andere waardevolle doelen, wat bij een groot deel van de patiënten bovendien de enige optie zal blijken te zijn. Zou het dan niet beter zijn als de maat voor succes was of patiënten al dan niet gelukkig zijn aan het einde van hun traject, eerder dan of ze al dan niet een kind hebben?
Dit zou impliceren dat de kinderloze optie van bij het begin wordt voorgesteld als een mogelijke en niet noodzakelijk slechte uitkomst en dat in de loop van het behandeltraject op tijd gepolst wordt of patiënten de behandeling al dan niet verder willen zetten, zonder het stopzetten van het traject te bestempelen als opgeven of falen. Zo zouden er misschien minder patiënten eindigen zoals Chris, meer als Billie en misschien ook minder als Amy, maar dat is niet erg, zolang ze maar gelukkig zijn, toch?