Panelgesprek ‘Hoe dominant zijn onze genen?’

door Jan Matthys, vrijwilliger bij De Maakbare Mens

Op zaterdag 10 november 2018 was er in de Bijloke en het KASK de Nacht van de Vrijdenker. De Maakbare Mens programmeerde er twee activiteiten, waaronder het panelgesprek ‘Hoe dominant zijn onze genen?’. 

Pannelleden

Leen De Vreese, Ugent,
Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen

Kristien Hens, UAntwerpen,
Departement Wijsbegeerte

Gert Matthijs, KUL, Labo voor moleculaire diagnostiek,
Departement menselijke erfelijkheid

Geerdt Magiels, moderator
Bioloog, filosoof en schrijver

Allereerst meegeven dat het Kraakhuis uit haar voegen barstte – een probleem dat wel meer zalen hadden deze avond – , en dat de voorziene tijd veel te kort was. Wellicht een aandachtspunt voor volgende edities.

De panelleden stelden zichzelf en hun activiteiten/interessedomein kort voor; alle elementen waren aanwezig om daarna een zeer boeiende dialoog tot ontwikkeling te laten komen, maar zoals gezegd liet de tijd dit nauwelijks toe.

De spits werd afgebeten door Gert Matthijs, die aan de KULeuven in de voetsporen treedt van J.J. Cassiman en onderzoek verricht over genetisch bepaalde stofwisselingsziekten, met de nadruk op het domein waar één defect gen verantwoordelijk kan worden gesteld voor één specifieke aandoening. Vaak gaat het hierbij om ziektebeelden waarvan er wereldwijd slechts een paar honderd gevallen bekend zijn. Wat uiteraard de vraag oproept of dit beperkt “rendement” al die inspanningen waard is. Maar het gaat uiteraard om het ruimer plaatje, het inzicht dat we krijgen in de mechanismen die op moleculair niveau aan het werk zijn. Dat alles globaal gezien nog zo goed loopt vatte prof. Matthijs samen met “Onze genen doen hun best – ze vallen pas op als het ergens fout gaat”.

Leen De Vreese houdt zich als wetenschapsfilosoof minder bezig met het verschijnsel gen-als-eenduidige-oorzaak, maar eerder met interacties tussen genen onderling, genen en de omgeving, en de factoren die daar in meerdere of mindere mate een rol in spelen. Ook hier stelt zich de vraag waarom we zo gefocust zijn op deze problematiek, terwijl er ook belangrijke factoren zijn (gezond eten, voldoende beweging) die een grotere directe impact hebben dan de genetische component. En, niet in de laatste plaats, wat doen we met die informatie, als die uitgedrukt wordt in statistische percentages?

Gert Matthijs wijst erop dat in sommige gevallen een drempelbenadering mogelijk is. Onder een bepaalde drempelwaarde is er niets aan de hand, als je erboven komt kunnen de gevolgen dramatisch zijn. Klassiek voorbeeld spina bifida, waar de drempel kan worden verschoven door het toedienen van foliumzuur.

Kristien Hens is vooral geïnteresseerd in de epigenetische laag, waarvan de invloed soms meerdere generaties overbrugt; pubers die bingedrinken kunnen de gevolgen daarvan doorgeven aan hun nakomelingen. Dit leidt tot een aantal ethische vragen, zoals de individuele vs. de collectieve verantwoordelijkheid, al dan niet ongenuanceerde berichtgeving in de media, en een vorm van defaitisme die ontstaat door het feit dat de invloeden te talrijk zijn en dus voor een stuk buiten controle vallen.

Gert Matthijs hanteert de metafoor van de Herald of Free Enterprise. Dertien factoren hadden een invloed bij het zinken van het schip. Een aantal daarvan waren “genetisch”- eigen aan de constructie van het schip – , maar die waren op zich onvoldoende om de ramp te veroorzaken. Daarnaast zijn er omgevingsfactoren zoals het weer, en niet te vergeten het toeval; als de boegpoort bemand was geweest door iemand anders was er misschien nooit iets gebeurd. Dit is in essentie ook wat er gebeurt bij multigenetische aandoeningen – er is de genetische aanleg, de omgevingsfactoren die de aanleg al dan niet activeren, en het toeval waardoor het dubbeltje bij de ene persoon goed valt, bij de andere slecht.

In de korte discussietijd werd nog ingegaan op enkele maatschappelijke aspecten.

Men zoekt tegenwoordig een genetische verklaring voor van alles en nog wat, en de maatschappij stimuleert dit. Genetisch onderzoek moet in elk geval kunnen verdergezet worden, maar wees vooral voorzichtig met individuele resultaten. De neiging bestaat om resultaten voor een populatie te snel naar het individueel niveau te transponeren. Commerciële DNA analyse resulteert in uiterst beperkte fragmentaire informatie waar je als individu niets mee bent. Gert Matthijs deed dit commercieel verhaal af als “gewoon nonsens”. Als je een verhoogde kans op alzheimer hebt van 17% ipv. 15%, wat kan je daarmee ? Het is relevanter om te kijken of, en in welke mate het ziektebeeld voorkomt in je familie.

Tot slot nog een kleine voetnoot over gendoping. Aanleg voor sport en dergelijke is nooit monogenetisch, en er spelen talrijke andere invloeden. Gendoping bestaat niet.

Gepubliceerd op 15-11-2018

Bekijk ook even dit:

Je winkelmand is leeg.