Door Max Schneider
Emeritus hoogleraar filosofie Herman De Dijn ziet drie vormen van weten, de ethische, de wetenschappelijke en de moraalfilosofische. Allerlei, historisch gezien nieuwe, maatschappelijke, medische en bio-issues vragen onze ethische aandacht. Met lede ogen ziet hij de hedendaagse trend aan die ethische vragen tracht te beantwoorden door beroep te doen op wetenschap en rationaliteit. Voor hem staat eerder de menselijke waardigheid en het speciale statuut centraal dan enkel het welzijn van de mens.
Ik ken de auteur niet persoonlijk, maar tijdens lezingen komt hij me over als een wel heel ernstig kijkend man die nogal knorrig reageert op vragenstellers die de euvele moed hebben een vraagteken te plaatsen bij een van zijn stellingen. Dat hoeft niets met een recensie te maken hebben, ware het niet dat ik hetzelfde gevoel ervaar tijdens het lezen van dit boek. Je voelt zijn sterke morele – en niet alleen technische – afkeuring bij bepaalde vormen van ethiek die zich baseren op de rationaliteit om de moraal te funderen. Hij vindt het dus niet alleen fout geredeneerd, maar vooral kwalijk geredeneerd.
Hoe dan ook, dat hoeft de pret niet te bederven want een boek van De Dijn staat altijd garant voor een helder, stapsgewijs opgebouwd betoog met een stevige basis. Het lijkt me juist een boeiend boek voor iemand die het niet met de auteur eens is. Niets zo efficiënt voor het trainen van de denkspieren als een intelligente opponent.
Zo’n vakkundig geconstrueerde stelling kan dan weer het effect hebben dat de doorsnee lezer al te gemakkelijk aanneemt dat het allemaal wel zal kloppen. Intelligentie en heldere analyse alleen betekent echter niet dat iemand het per definitie bij het rechte eind heeft.
Nu is het ‘weten’ waar men het vaak over heeft, hoe dan ook precair. Zelfs het ‘weten’ uit de wetenschap gaat over ‘onze voorlopig meest betrouwbare kennis’. In de wijsbegeerte gaat het al bergaf met het ‘weten’ want dan spreken we over een plaats in een spectrum van weten. Om dan nog te zwijgen over het religieus ‘weten’ dat gelovigen baseren op een zelfervaren epifanie of een boek uit de vroege middeleeuwen. Wat niet moet betekenen dat we dan maar meegaan in de postmoderne onzin dat de waarheid niet zou bestaan. Er bestaan wel degelijk graden van waarschijnlijkheid en betrouwbaarheid in kennis.
Waar maakt De Dijn zich zo druk over en hoe zou het dan wel moeten?
Maatschappelijke attitudes in verband met bijvoorbeeld abortus, euthanasie, genderkwesties enz. veranderen snel de laatste decennia. Ook de snelheid waarmee de wetenschap evolueert zorgt voor vragen rond bio-ethiek (eiceldonatie, bio-engeneering, fertiliteitsgeneeskunde enz.) die dertig jaar geleden nog niet aan de orde waren. Naar goede gewoonte strompelt de wetgeving daar allemaal ruim laat achteraan, maar dat terzijde.
En daar moeten wij dus allemaal iets van vinden. Op het spectrum tussen goed en kwaad, zeker verbieden of zeker toestaan, moeten wij een positie innemen als iemand ons de vraag stelt: wat vind je van bijvoorbeeld eiceldonatie? Uw antwoord zal waarschijnlijk beginnen met een variatie op ‘dat hangt ervan af’. De wetgever moet echter al die mitsen en maren in een tekst gieten. Die gaan daarvoor te rade bij moraalfilosofen en die proberen de moraal te funderen, een stevige basis te geven. Die zoeken met andere woorden uit waarom het goed is om zus te doen en het verboden zou moeten zijn om dat te doen.
En…wat had je gedacht? Die antwoorden, daar is niet iedereen het over eens. Er bestaan ook andere posities, maar De Dijn verdeelt de zaak in twee soorten ethiek: de revisionistische en de common sense. De revisionistische ethiek wil het oude systeem herzien en hij verwerpt die stelling. Deze vorm fundeert door te focussen op de autonomie van de mens, het niet-schaden en het streven naar meer welzijn met minder lijden en pijn. Ze baseren zich daarbij op de wetenschap en de rationaliteit om met zo weinig mogelijk lijden zoveel mogelijk welzijn te realiseren. Uiteraard zonder pro pijn en lijden te pleiten, verdedigt De Dijn de common sense of reële ethiek die focust op de menselijke waardigheid en de morele intuïties die eventueel niet altijd rationeel te funderen zijn.
Omstandig onderbouwt de auteur uiteraard zijn positie en legt uit waarom de anderen dwalen. Ik kies er bewust voor om geen samenvatting te geven, want inhoudelijk en qua gevoeligheden valt de tekst enkel te vatten bij heuse lectuur. Zeer kort door de bocht komt het er op neer dat De Dijn beweert dat het rationeel streven naar meer welzijn en minder lijden een ‘kale’ moraal oplevert. Hij wil een moraal die de waardigheid en het speciale statuut van de mens en het mens-zijn betracht, waarbij intuïties meer doorwegen dan wetenschappelijke of rationele bevindingen.
Hoewel de auteur beweert zich niet te beroepen op religieuze of metafysische krachten om het uitzonderlijke statuut van de mens in de natuur hard te maken, heb ik sterk de indruk dat de verlaten godsdienstigheid nog altijd een sterke schaduw over zijn denken werpt.
Iemand die geboeid is door de materie doet er goed aan het boek te lezen. En eventueel te herlezen, want de tekst is weliswaar voor een breed publiek bedoeld, maar een zekere vertrouwdheid met discursieve teksten lijkt me toch handig. Laat u niet afschrikken, maar neem er de tijd voor.
Titel: Drie vormen van weten. Over ethiek, wetenschap en moraalfilosofie
Auteur: Herman De Dijn
Boekinfo: www.polis.be
Verschijningsdatum: 2017
ISBN 978-94-6310-228-5
Recensent: Max Schneider
Beoordeling: