Bij een transplantatie vervangt men een ziek orgaan door een gezond orgaan van een donor. Zo redt men het leven van de patiënt of verbetert de levenskwaliteit. In de praktijk is het spijtig genoeg ingewikkelder.
Alleen zo kan men zo veel mogelijk mensen redden.
Een donororgaan wordt door het lichaam van de patiënt als een vreemde indringer gezien. Het lichaam reageert daarop zoals bij een virus of bacterie en probeert de indringer te verslaan. Als dit na een transplantatie gebeurt, spreken artsen van afstoting: het nieuwe orgaan wordt aangevallen en kan zijn werk niet meer doen. Gelukkig bestaat er medicatie waarmee de afstoting kan worden onderdrukt.
Iedereen heeft een uniek weefseltype, een soort biologische handtekening van ons lichaam. Het weefseltype van mensen kan op elkaar lijken. Jouw weefseltype lijkt meer op dat van je dichte familie, dan op dat van willekeurige andere mensen. Bij mensen met dezelfde etnische achtergrond is de gelijkenis tussen het weefseltype ook groter.
Transplantatiecoördinator Walter Van Donink van het UZ Antwerpen legt uit waarom er donoren moeten zijn met verschillende culturele achtergronden:
Bij orgaandonatie speelt het weefseltype een rol. Hoe meer de weefseltypes van de donor en de ontvanger op elkaar lijken, hoe kleiner de kans is op afstoting van het donororgaan.
Artsen analyseren artsen eerst het weefseltype van de donor. Dat wordt vergeleken met het weefseltype van patiënten op de wachtlijst voor een orgaantransplantatie. Komen beide weefseltypes voldoende overeen, dan komt de patiënt in aanmerking voor het orgaan. Zo zorgt men ervoor dat de kans op afstoting zo klein mogelijk is en de transplantatie zo succesvol mogelijk.
Je kunt het vergelijken met het systeem van de bloedgroepen. Alleen is het bij weefseltypes een stuk ingewikkelder, omdat er veel meer verschillende weefseltypes bestaan.
In 1967 werd Eurotransplant opgericht, een internationaal samenwerkingsverband voor het toewijzen van donororganen. De samenwerking heeft drie doelen:
Eurotransplant overkoepelt alle transplantatiecentra van Duitsland, België, Luxemburg, Nederland, Kroatië, Slovenië, Hongarije en Oostenrijk. Per orgaan houdt Eurotransplant een wachtlijst bij van alle patiënten in deze landen die wachten op een transplantatie.
Als er een donororgaan beschikbaar is, ontvangt Eurotransplant gegevens over dat orgaan. Een computersysteem vergelijkt de informatie van de donor met die van de patiënten op de wachtlijst. Zo bepaalt het programma welke patiënt het meest in aanmerking komt voor dat orgaan. Het ziekenhuis waar die patiënt wordt behandeld, wordt verwittigd en alles kan in gereedheid worden gebracht voor de transplantatie. Kan de transplantatie bij die patiënt om een of andere reden op dat moment niet doorgaan, dan zal men de volgende patiënt op de lijst nemen.
Met welke gegevens houdt Eurotransplant rekening?
Bloedgroep – en weefselovereenkomst tussen donor en ontvanger
Medische dringendheid bij de ontvanger: wie er erg aan toe is, zal in de mate van het mogelijke voorrang krijgen via de “noodlijst”
De wachttijd die de ontvanger al achter de rug heeft: om te vermijden dat iemand met een zeldzaam weefseltype geen eerlijke kans krijgt op de wachtlijst, houdt men ook rekening met hoelang iemand al wacht op een transplantatie
De geografische afstand tussen donor en ontvanger: snelheid is erg belangrijk. Na de dood van een donor heeft men maar enkele uren tijd om zijn organen te transplanteren. Hoe langer een orgaan zich buiten het lichaam bevindt, hoe meer schade het oploopt. Een ontvanger die zich dichter bij de donor bevindt, zal daarom voorrang krijgen op een ontvanger veraf.
Hoeveel tijd men heeft, hangt af van het orgaan: een hart is gevoeliger voor schade en moet dus sneller getransplanteerd worden dan bijvoorbeeld een lever die daardoor ook wat verderaf kan worden gedoneerd.
Nationaal aantal donoren: ons land krijgt donororganen uit de verschillende landen van Eurotransplant en geeft ook organen aan die landen. Om ervoor te zorgen dat geen enkel land alleen organen geeft en er geen krijgt, of omgekeerd, houdt men ook rekening met het aantal organen afkomstig uit het land van de ontvanger. Wie behandeld wordt in een land dat veel organen schenkt, zoals België, zal dus een kleine voorrang krijgen op iemand die behandeld wordt in een land met weinig donoren.
Specifieke overwegingen per orgaan: bij sommige organen zoals het hart speelt de grootte een rol. Het hart van een volwassene transplanteert men niet bij een kind en omgekeerd. Ook met leeftijd houdt men soms rekening. Men kan tot op hoge leeftijd organen doneren, maar men zal geen 80-jarige lever geven aan een tiener die er nog een lang leven mee verder moet.
Voor elk nieuw beschikbaar donororgaan wordt op basis van deze gegevens een nieuwe volgorde opgemaakt. Een persoon kan bij het eerste beschikbare orgaan op de 12e plaats staan en bij het volgende op de 1e plaats. Het is dus niet zo dat wie eerst op de wachtlijst staat ook eerst een orgaan krijgt.
Voor een geslaagde transplantatie is het belangrijk dat het weefseltype van de donor en de ontvanger genoeg op elkaar lijken. Is dat niet het geval, dan is er een grote kans op afstoting.
Als twee personen dezelfde etnische achtergrond hebben, is de kans groter dat hun weefseltype overeenkomt. Daarom is het belangrijk dat er donoren zijn met diverse achtergronden, want ook de patiënten op de wachtlijst hebben diverse achtergronden.
De transplantatiecentra stellen vandaag vast dat sommige patiënten lang op de wachtlijst staan omdat er heel weinig donoren zijn met dezelfde etnisch-culturele achtergrond. De gevolgen voor die patiënten zijn soms verregaand: