Stamceltherapie is een medische behandeling waarbij gebruik wordt gemaakt van stamcellen. Stamceltherapie is veelbelovend omdat stamcellen zich tot verschillende lichaamscellen kunnen ontwikkelen. Op deze manier worden er in België al duizenden kankerpatiënten geholpen met stamceltherapie om de neveneffecten van de bestraling en chemotherapie tegen te gaan. Bij stamceltherapie is het hoofddoel schade herstellen die zich heeft voorgedaan tijdens ziekte – het belangrijkste aspect van de zogenaamde regeneratieve geneeskunde.
Een veel toegepaste stamceltherapie is de zogenaamde beenmergtransplantatie bij mensen met bloedkankers, zoals leukemie, of met een moeilijke term: ‘hematopoietische stamceltransplantatie’. Daarbij worden er gezonde, bloedvormende stamcellen toegediend aan een zieke patiënt. Vanuit deze stamcellen zullen zich opnieuw gezonde volwassen bloedcellen, zoals witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes, ontwikkelen die de functie van de afwezige of defecte cellen overnemen. Dit is een voorbeeld van een therapie die gebruik maakt van volwassen stamcellen. Deze cellen zijn dus al een beetje voorgeprogrammeerd om een bloedcel te worden, maar kunnen nog kiezen welke soort bloedcel.
Embryonale stamcellen zijn op dit moment minder toepasbaar, je wil immers niet dat er zich huidcellen beginnen te vormen in het beenmerg. Het potentieel van embryonale stamcellen om uit te groeien tot alle soorten lichaamscellen lijkt dus zeer aantrekkelijk voor het behandelen van allerlei ziektes, maar weten hoe we stamcellen naar de juiste plek moeten sturen zodat ze zich gedragen hoe we willen: dat is nog een belangrijke uitdaging.
De best gekende stamceltherapie is de zogenaamde beenmergtransplantatie bij bloed- en/of lymfeklierkankers. Denk maar aan leukemie, (non)Hodgkin of de ziekte van Kahler. Over het algemeen wordt er een onderscheid gemaakt tussen een autologe stamceltransplantatie en allogene stamceltransplantatie. Bij een autologe stamceltransplantatie wordt de patiënt behandeld met zijn eigen stamcellen. Het voordeel is dat je niet op zoek moet gaan naar een geschikte donor en dat het risico op afstoting van je eigen cellen relatief klein is. Als je eigen stamcellen echter zodanig zijn aangetast door de ziekte, kan je jezelf niet meer helpen met een autologe transplantatie. In dat geval moet op zoek worden gegaan naar een externe donor en kan een allogene transplantatie worden opgestart.
Buiten het zoeken van een geschikte donor, is de uitvoering van de twee soorten transplantaties heel gelijkaardig. Bij een autologe transplantatie moeten er eerst stamcellen worden afgenomen, patiënten krijgen hiervoor inspuitingen om het aantal stamcellen in hun bloed te vermeerderen. Eens er genoeg stamcellen zijn, worden deze afgenomen, zoals bij een bloedafname. Bij een allogene transplantatie is het de donor die deze stappen doorloopt.
In beide gevallen worden de verkregen stamcellen in het labo verder opgekweekt tot wanneer ze in grote hoeveelheden kunnen worden toegediend aan de patiënt. Terwijl deze stamcellen in het laboratorium aan het vermenigvuldigen zijn, krijgen patiënten vaak intense bestralings- en chemokuren. Dit is noodzakelijk om het immuunsysteem te onderdrukken zodat het met de transplantatie kan worden vervangen door nieuwe bloedcellen/immuun cellen afkomstig van de stamcellen. Op deze manier probeert men eigenlijk alle zieke cellen te vervangen door de gezonde bloedstamcellen. Tijdens dit proces zijn hygiëne en afzondering van uitzonderlijk groot belang. Je immuunsysteem staat als het ware even op pauze, je bent tijdens deze periode dus enorm vatbaar voor banale infecties zoals verkoudheden of andere griepvirussen. Deze therapie kan ook wel wat bijwerkingen met zich meebrengen; mede omdat je zo lang wordt afgezonderd verlies je een groot stuk van je spiermassa. De meeste patiënten zullen dus na deze behandeling een intensief revalidatietraject starten.
Het is natuurlijk zo dat eender welke behandeling nooit 100% effectief kan zijn, dat is bij een stamceltransplantatie niet anders. Er moet altijd rekening worden gehouden met de kans dat de therapie niet aanslaat. Dit moet de patiënt altijd in het achterhoofd houden. Hoe dan ook heeft de therapie zich al talloze keren bewezen als, een levensreddende, behandeling.